Inleiding
Het pasgetrouwde stel Sjef en Grada had vlak voor de tweede wereldoorlog een woning bemachtigd in een arbeiderswijk Eindhoven. In februari 1941 werd hun oudste kind geboren. Een stamhouder! Henny, noemden ze hem. In februari van het daaropvolgende jaar werd het tweede zoontje Tinny geboren.
Het waren geen gemakkelijke tijden voor het stel: Sjef werkte in de fabriek van Philips, en door de oorlog viel er weinig te beuren. Toen Sjef in juni 1943 tewerkgesteld werd in Duitsland had hij daar geen bezwaar tegen: hij hoopte daar genoeg geld te verdienen om zijn gezin te onderhouden. Toch viel het fysiek zware werk in de MAN-fabriek hem tegen, evenals het gemis van zijn jonge vrouw en kinderen. Bijna dagelijks schreven Grada en Sjef elkaar lange brieven, waarin ze uitdrukking gaven aan hun gemis en zorgen, en droomden van de dag dat zij herenigd zouden zijn. Ook bespraken ze meer alledaagse zaken, zoals financiën, de opvoeding van de kinderen, familieperikelen en Sjefs arbeidsomstandigheden. In december 1943 mocht Sjef met verlof voor twee weken. Hij besloot niet meer terug te keren naar Duitsland en onder te duiken.
De brieven van Sjef uit deze Duitse periode zijn gelukkig bewaard gebleven. Ze zijn heerlijk om te lezen, met onnavolgbaar taalgebruik en veel humor en liefde. Er spreekt een openhartigheid en tederheid uit die hij later zelden nog liet zien.
Ik heb hier een aantal fragmenten verzameld die betrekking hadden op de kinderen. Henny, de actieve peuter, en Tinny, de bolronde baby die bij zijn geboorte al tien pond woog. Betsie, die in de fragmenten voorkomt, was een nichtje in dezelfde leeftijd als Henny.
- Dus, lieveling, zit ons Henny zo graag in de mallemolen? Nu, laat hem maar draaien als je centen hebt, want die kinderen komen tegenwoordig toch al genoeg tekort. Ik kan mij wel indenken hoe parmantig als hij daar in zit, net of de hele wereld van hem is. Ik vind het zo jammer dat ik daar niet bij kan zijn, want van de winter staan er natuurlijk geen… Maar dan zal ik toch wel plezier met hem hebben.
- Nu zal ik eens vragen naar onze lieve kinderen. Maken ze het nog alle twee goed en vraagt Henny nog wel eens naar papa? Ik hoop van wel, want ik zou voor geen geld van de wereld willen dat hij mij nu al vergeten was. Zeg, vrouwtje, je moet hem mijn foto maar dikwijls laten zien, dan vergeet hij mij misschien niet zo gauw, en met hem over mij praten. Want die troost heb jij nog, dat jij nog bij onze schatjes bent en dan verzet je je ook wat.
- Ik heb gisteren van onze Henk een brief en een pakje gehad en daar zat die foto ook bij van ons. Ik was er dolblij mee en zeer gelukkig. Ze was ook wel mooi, maar toch niet om er een grote van te maken. Want jij hebt je benen zo krom staan en ons Henny staat er dubbel op. Maar toch was ik er mee in de hemel. En ik sta er net op als een stalen Jezus. Onze Henny stond er het mooiste op. Schat, het was net of ik jullie voor mij zag.
- Ik zat van de week in de trein en toen zat ik zo die foto’s na te kijken, en als je dan die foto vergelijkt van ons Henny, waar hij op staat met dat schaap, en die foto die jij aan Wim meegegeven hebt, waar hij met Betsie op staat, dan is het al een flinke jongen geworden. Ik vind dat hij daar ook reuze mooi op staat. Net een echte jongen, met zijn handen in de zak. Ik ben echt trots op hem, jij zeker ook, hè, lieveling.
- O ja, ik moet jou ook nog bedanken voor die twee foto’s die jij van onze jongens gestuurd hebt. Ik was er echt mee in mijn sas. Zij stonden er ook mooi op. Ik kan wel zien dat onze Tinny een flinke boy is geworden. Die mag er zijn, hoor, ik ben dan ook trots op onze jongens, jij niet, vrouwtje? Die foto waar ons Henny met Betsie zit te spelen is echt leuk en daar staat hij heel mooi en vriendelijk op, en ook Betsie staat er mooi op. Schat, toen ik die foto zag was het net of ik ze zelf in de tuin zag zitten spelen, zo levendig zag die foto eruit.
- Ja, lieveling, die kwatta was heerlijk, maar het was ten koste van jou en de jongens. Had ze ons Henny maar gerust op laten eten, want ik weet hoe gek hij op kwatta was, net als zijn mamma.
- Dus Sjaak heeft ons Henny ook nog mee uitgenomen. Dat was prachtig van hem om mijn vrouwtje een keer mee uit te nemen en dan ons Henny ook nog. Ik geloof wel dat hij genoten heeft, maar je moet hem maar niet al te veel ijs laten eten, want dat is niet gezond. Maar voor een keer is dat niet erg. Bier kan hij dus ook goed drinken! Nou, schat, dan zullen wij hem met Kerstmis ‘ns laten zuipen. Met ijs had hij dus niet geknoeid, maar met eten nog wel. Dat moet je hem toch af zien te leren, liefste, want dat is niet fijn als hij bij andere mensen is.
- O, schat, heb je ons Henny zijn pakje nog goed kunnen maken, ik hoop van wel, want dat stond hem zo leuk. En jij, schat, heb je nog plezier van je mantel?
- Zeg, liefste, over die jas die je voor mij wilt kopen, weet je wat je moet doen? Koop maar een mooi overjasje voor ons Henny.
- Dus je hebt voor ons Henny bij C en A een pakje gekocht. Nu, dat is heel goed gedaan, ik hoop dat het een mooie is, dat moet je nog maar ‘ns schrijven, en of het hem goed staat. En zou je voor een overjasje voor hem geen punten op de kop kunnen tikken? Want die moet hij toch ook een hebben, die andere is niet meer zo mooi.
- Dus, schat, je hebt ons Henny zijn truitje klaar en dan zijn lange broek , dan is hij een echte mijnheer. O schat, ik tel er ook zo op om hem weer te zien, want met zijn overjasje aan is hij al een flinke jongen. En dan krijgt onze Tinny nog een mooi jasje met muts, dus dan kunnen wij trots op onze jongens zijn.
- Schat, hoe gaat het anders, kun jij je er al een beetje in schikken zo alleen? En ons Henny, vraagt die nog wel eens om mij, of is hij zijn papa al vergeten? En onze kleine boy, doet die het nog altijd zo goed? Ik zou wel een bankje van vijfentwintig willen geen als ik vijf minuten bij jullie mocht zijn, want het is net of die twee weken al wel een half jaar zijn.
- Schat, jij moet jou en de kinderen maar op een lekker gebakje trakteren op mijn verjaardag. Anders weten onze jongens nog niet eens dat papa jarig is geweest. En pak de jongens dan maar eens flink voor mij, en zeg maar tegen ons Henny: “van papa”, die begrijpt tenminste al iets, en zeg maar dat ik erg naar hem en naar het manneke verlang.
- Ik tel er toch erg op om onze jongen terug te zien en met hem te praten, en ook onze kleine Tinny, daar verheug ik mij ook op, want dat is ook al een flink baasje als ik thuis kom.
- Elke morgen als ik van de tram naar het station loop bid ik altijd vijf Weesgegroeten voor de vrede, vijf dat ik weer spoedig bij mijn lief vrouwtje en onze lieve jongens voorgoed verenigd mag zijn, vijf dat mijn grote schat en twee kleine schatjes niets te kort zullen komen en vijf dat ik geen tandpijn meer zal krijgen, en dan ben ik ongeveer net aan het station.
- Ja, vrouwtje, dat onze jongen zo’n echte schat is, dat geloof ik, dat was hij al toen ik weg ging. Nogmaals, ik ben ook heel gelukkig en trots op hem en ook met onze kleine Tinny, dat is ook een lief manneke.
- Ook zie ik ons Henny al goed voor mij staan, want daar denk ik ook veel aan, en ook aan onze kleine Tinny, want al die een brief schrijven die roepen zo over ons Tinny dat het zo’n flinke jongen is.
- Dus ons Henny heeft een ruitje ingeslagen, schat. Nou, ik geloof wel dat het een varkentje is. Maar had hij zijn handjes niet gesneden in dat glas? Daar schrijf je niets van, ik hoop van niet. Die bloemvaas uit de keuken is niet zo erg, die kopen wij na de oorlog wel een nieuw. Schat, ik geloof wel dat je heel wat met hem te stellen hebt.
- Zeg, lieveling, je moet toch maar voorzichtig zijn met onze jongen, dat hij niet te veel over de straat loopt, dat hij ergens onder komt en dat hij als hij alleen in de speeltuin is nergens uitvalt. Ik zou voor geen geld van de wereld willen dat hem iets overkwam, jij ook niet, hè, schat.
- Dus ons Henny had de koffiekan omgestoten, en juist over Betsie, dat had ook erg kunnen zijn, want verbranden doet toch zo’n pijn. Ik ben blij dat het goed afgelopen is, want anders had jij er ook nog altijd over getobd en ik zelf ook, want ik zou voor geen geld van de wereld willen dat er wat aan Betsie kwam, net zo min als aan onze jongens.
- Ook denk ik veel aan onze lieve kinderen; of ons Henny nog zo’n varken is, of hij nog ooit naar pappa vraagt, of hij nog door de bonen loopt, en of hij nog altijd het speelgoed wat een ander heeft moet hebben, enzovoort.
- Schat, ik heb gelezen dat onze schatjes van kinderen het zo goed maken en dat zij zo goed eten. Dat doet mij werkelijk veel plezier, en dat onze kleine lieve Tinny zo groot en flink en lekker bruin is geworden en dat zijn bipsje nu zo mooi blank is. Dat is fijn, hè, schat, en dat hij zo lacht en kraait en zo rustig is dat jij er niet veel naar hoeft te kijken. Dat is fijn voor jou, schat, want jij zult toch wel genoeg met die twee te stellen hebben. En dat ons Henny zo goed kan praten, dat geloof ik wel, want hij is lang niet van de domste. Jij kunt niet geloven hoe ik er op tel om weer bij jullie te zijn, al is het dan ook maar voor een paar dagen.
- Ja, liefste, het is fijn dat onze jongste het zo goed doet, en ik ben daar ook trots op, net zo goed als op mijn oudste en niet minder op mijn lief vrouwtje. Zo, eet hij ‘s middags al aardappels mee?
- Zeg, vrouwtje, dat is fijn, dat onze lieve boy weer een pond en twee ons bijgekomen is, maar hoe is het, houdt ons Henny ook veel van hem? Dat heb jij nog nooit geschreven. Dat ons Henny mij nog niet vergeten is, is prachtig, en ik verheug er mij nu al op dat ik met hem kan praten als ik thuis kom. Want wat zal het toch fijn zijn als ik weer bij mijn drie liefste schatjes van de wereld ben.
- Ook zal ik het heerlijk vinden als ik onze jongens weer terug zie, want zo als jij schrijft kan ons Henny al goed praten, dan moet hij met de ouwe gaan zitten ouwehoeren. Jij schrijft dat hij niet meer zo dik is, dat heb ik wel gezien op die foto’s die jij gestuurd hebt. Maar ik geloof dat onze Tinny wel spek voor hem mee heeft, want in die wagen ziet hij er goed uit, heeft hij een paar flinke billen? Ook in zijn gezichtje, want ik geloof dat hij ook een dubbele kin heeft, net als ons Henny vroeger.
- Dus, lieveling, onze Tinny kan al staan! Nu, ik ben benieuwd hoe hij eruit ziet als ik thuis kom. O schat, ik tel daar toch zo op.
- Schat, jij meent dat onze Tinny bijdehanter is als ons Henny, dat doet mij echt plezier, ofschoon ons Henny toch ook niet dom was. Zit hij al als een grote mens rond te kijken als je naar Gestel gaat? Blijft ons Henny dan goed stil zitten, dat hij Tinny geen pijn doet? Want die word toch al zo groot voor in de wagen.
- Liefste, je moet ons Henny maar flink op z’n kop zitten als hij altijd zijn kleren scheurt, hij moet weten dat hij dat niet mag. Ook met in zijn broek plassen, daar is hij toch al veel te groot voor. Zeg, liefste, je moet hem maar eens leren om alleen te plassen, dan doet hij het misschien eerder, als hij niet eerst naar binnen moet komen om het te zeggen. Je ziet maar, schat, wat je met hem aanvangt, maar je hebt er heel wat mee te stellen hè.
- Schat, wat bedoelt ons Henny daarmee als jij een brief van mij krijgt en hij zegt “wééker”? Dat begrijp ik niet. Dus, Mama, onze kleinste kan al mee op ’n stoel aan tafel zitten, dan begint hij al aardig te worden. Ik zou willen dat ik hem eens kon zien, maar dat duurt nog eventjes.
- Ik weet wel als ik dit [ziekteverlof door een bedrijfsongeval] bij ons [in Eindhoven] had en ik zat lekker bij mijn schatjes thuis, dat ik er zo lang mogelijk van zou profiteren, dan konden wij nu fijn met onze jongens gaan wandelen.
- Schat, als de oorlog voorbij is gaan wij ook eens met onze jongens naar de dierentuin, want dat is echt mooi, ook voor jou, schat.
- Ons Henny moet straks overal mee naar toe, want hij moet mij weer goed leren kennen en ik heb hem ook graag bij mij.
- Lieveling, dat vind ik fijn dat je ons Henny geleerd hebt wanneer ik thuis kom. Dat treintje, dat zal een vraagstuk zijn. In ieder geval doe ik er mijn best voor, en een treintje krijgt hij al kost het f 10-, omdat het papa’s grote jomme is.
***
Meer lezen over opa in de tweede wereldoorlog? Lees dan Een zonnekoning in de Arbeitseinsatz. Hier een dubieus liedje dat hij bewaard heeft.