Botteresses – pakkendraagsters?

In het museum van het Waalse leven zag ik verschillende waaiervormige manden op afbeeldingen. Deze werden gebruikt door venters en lastdragers, meestal vrouwen. Ik was benieuwd of de landlopersvrouwen uit “mijn netwerk” ook zulke manden droegen, en ging op zoek naar meer informatie over het gebruik van deze draagconstructies. Het blijkt dat er in Luik en omgeving een vrouwelijke beroepsgroep was, of misschien zelfs een gilde: de botteresses. Deze botteresses doorkruisden met deze manden op hun rug het land. Ze droegen er goederen in mee om te verkopen, maar werkten ook in grondverzet en mijnbouw. Dit artikel geeft een beschrijving van deze stoere vrouwen, en de vertaling van een lied dat zij zongen. Wie had er kunnen denken dat vrouwen ingezet werden voor het uitgraven van kanalen?

Journal de la province de Limbourg
08-08-1826

De mand werd een “hotte genoemd, de draagsters daarom ook wel “hotteuses”.

Ik kwam in strafvonnissen uit begin negentiende eeuw een aantal van de Waalse vrouwen die ik onderzoek tegen. Maria Anna Etienne en Ida Dupré gaven in 1817 op “pakkendraagster” te zijn. Uiteindelijk werden ze vrijgesproken van landloperij, want: “in hoger beroep gebleken dat beide appellanten een vaste woonplaats hebben en een bepaald bedrijf doorgaans uitoefenen.” Dat bedrijf was dus het dragen van spullen van de ene plek naar de andere. Ik ben benieuwd of zij zichzelf botteresses zouden hebben genoemd.

Adrien de Witte – La Botteresse (1886)

Misschien ook interessant...?

Je emailadres wordt niet getoond. Naam en email zijn verplicht