Je bent een oudere weduwe, je hebt kind noch kraai en geen familienetwerk om op terug te vallen. Je kunt geen dienstbetrekking vinden. Bovendien ben je af en toe in de war.
Dit was de situatie waarin Maria Verstappen verkeerde. Geboren in Hapert, gehuwd in Weert en daar binnen een tijdsspanne van enkele weken man en kind verloren, zwierf ze rond door Brabant, vroeg hier en daar om werk, en stal en passant mooie voorwerpen uit woningen om die door te verkopen. Door de herhaaldelijke veroordelingen voor diefstal werd ze in 1885 op de foto gezet vanwege het recidivegevaar. Ze was toen al 70 jaar oud. Je krijgt haast de indruk dat de gevangenis voor haar ook een thuis was, bij gebrek aan zorgzame familieleden op wie ze terug had kunnen vallen. Gelukkig voor haar werd er voor haar gezorgd in de laatste vijf jaar van haar leven, toen ze ondergebracht was in het krankzinnigengesticht Reinier van Arkel aan het Hinthamereinde in ‘s-Hertogenbosch, ook wel bekend als ’t Gek Eind. Hier overleed ze op 29 december 1891, zevenenzeventig jaar oud.
Uit de feitenrelazen van haar terechtzittingen valt weinig af te leiden over haar karakter. Had ze spijt, was ze triomfantelijk of deemoedig? Maakte ze een ongunstige indruk op haar omgeving? Was ze leugenachtig? Het enige opmerkelijke is dat in het gevangenisregister van ‘s-Hertogenbosch in 1871 opgetekend werd dat haar gedrag “slecht” was. Dat was heel uitzonderlijk. Zelfs de opstandigste vechtersbazen kregen over het algemeen het predicaat “goed” toegekend. Ze was een paar maanden voor die gevangenisstraf ontslagen uit het krankzinnigengesticht, was ze misschien nog steeds labiel? En zo ja, in wat voor zin? Had ze woede-aanvallen, was ze agressief of niet coöperatief? Wat betreft de aard van haar misdrijven, het lijkt er niet op dat ze een kleptomane was. Eerder lag er een logisch plan aan de diefstallen ten grondslag, namelijk waardevolle spullen stelen om deze te belenen of te verkopen. Met het geld wat ze zo bemachtigde kon zij bijvoorbeeld haar kostgeld betalen.
Hieronder enkele feiten, die over haar opgetekend werden, vanaf haar vijfenveertigste jaar.
31 Mei 1859, Arrondissementsrechtbank te ’s Hertogenbosch. Beklaagde: Maria Verstappen, oud 45 jaar, geboren te Hapert, wonende aldaar, laatst dienstmeid.
Overwegende […] dat de beklaagde (Maria Verstappen) omstreeks Pasen van dit jaar, zich ten huize van de heer Doctor Huijvenaar alhier had vervoegd, met die geneesheer over een kwaal gesproken en daarvan vertrekkende, uit de gang van zijn woning, heimelijk een paraplu heeft meegenomen, welke paraplu door haar voor verschuldigd kostgeld, bij een slaapsteehouder alhier is achtergelaten;
dat zij omtrent diezelfde tijd zich heeft begeven ten huize van de weduwe van Grinsven alhier, vragende of die voor haar niet een dienst wist te bekomen, en dat zij bij die gelegenheid, die haar toegang tot het portaal had verschaft, gebruik heeft gemaakt om arglistig een mousseline doek zich toe te eigenen, die hing in een ongesloten kast op dat portaal of overloop; welke doek door haar tegen een rok is verruild en waarbij zij nog dertig cent heeft bij ontvangen;
terwijl het haar, mede onder hetzelfde voorwendsel een dienst te zoeken is gelukt zich meester te maken van een kieltje en kinderkleedje, ten nadele van Henriette van Uitert, mede omtrent diezelfde tijd, alle welke diefstallen door haar bij dag zijn bedreven.
Met betrekking tot de aanklacht van landloperij. Overwegende dat de beklaagde voorgeeft, dat zij herwaarts is gekomen om een dienst te zoeken, zich van een akte van woonplaatsverandering voorzien hebbende, en er bijvoegt, dat zij slechts korte tijd buiten dienst is geweest, welke opgaven, door aanduiding der personen, waar ze laatstelijk heeft gediend, aannemelijk zijn geworden, weshalve dat gedeelte der aanklacht, dewijl het zijn zonder dienst gedurende enige tijd, het zoeken naar een dienst op verschillende plaatsen zonder daarin aanvankelijk te kunnen slagen en daardoor enigszins rond te zwerven, nog niet daarstelt het misdrijf van landloperij, daar uit die feiten niet de gevolgtrekking kan worden gemaakt, dat de beklaagde zonder middel van bestaan, niet gewoon was enig beroep of bedrijf uit te oefenen.
Ze werd schuldig bevonden aan de diefstallen, vrijgesproken van landloperij, en kreeg als straf een jaar eenzame opsluiting.
In de jaren tussen 1860 en 1868 is het niet duidelijk waar ze zich ophield en waarmee ze in haar levensonderhoud voorzag.
Op 7 september 1868 werd Maria Verstappen voor het eerst als patiënt ingeschreven in de stamboeken van het Reinier van Arkel krankzinnigengesticht, ‘s-Hertogenbosch. Ze bracht er bijna een jaar door, tot haar ontslag op 23 augustus 1869.
Op 3 februari 1870 werd ze tot een jaar gevangenisstraf veroordeeld voor diefstal, voor de eerste maal gepleegd (de administratie werkte nog niet helemaal feilloos – zie boven de eerdere veroordeling). Op 6 april 1870 werd ze ingeschreven in de registers van de strafgevangenis ’s Hertogenbosch, op 3 februari 1871 ontslagen. Gedrag in de gevangenis: slecht.
In 1871 werd ze opgenomen in het Politieblad: de officier van justitie te Groningen verzocht haar opsporing, aanhouding en opzending. Interessant is het signalement dat van haar gegeven werd, met haar donkere kleding en muts, maar wel een geel gespikkeld omslagdoekje. En wat zou “een zwart uitzigt” betekenen? Misschien een donkere blik? :
429 Verstappen, Maria, oud 54 jaren, gestalte lang en zwart uitzigt. Kleeding: Brabantsche mantel, zwart kleed, zwarte tullen muts met paars lint en geel gespikkeld omslagdoekje. Is 2 a 3 jaren geleden uit het krankzinnigen-gesticht te ’s Hertogenbosch ontslagen. Tegen haar is wegens diefstal, bevel van gevangenneming verleend. De officier van justitie te Breda verzoekt opsporing, aanhouding en opzending.
25 Mei 1871 Provinciaal Gerechtshof van Noord-Brabant (Hoger Beroep). Beklaagde:
Maria verstappen, oud volgens geboorte akte 56 jaren, geboren te Hapert, wonende te Geertruidenberg, thans in hechtenis.
Overwegende dat door de beëdigde verklaringen van onderscheiden getuigen wettig en overtuigend is bewezen dat in de eerste helft der maand februari uit de woning van Egbert Janssen te Breda en in zijn nadeel zijn ontvreemd een verlakt theeblad en een palissanderhouten sigarenkistje, en dat de beklaagde die beide voorwerpen op de 15de februari jl. voor de som van f 1,80 aan de Wed. Elich te Breda heeft verkocht. Overwegende dat de beklaagde de verkoop van gezegde voorwerpen aan de Wed. Elich erkent, maar ontkent ze uit de woning van Egbert Janssen te hebben gestolen, onder voorgeven die voorwerpen van een onbekende vrouw te hebben gekocht, welk beweren den Hove ten eenenmale onaannemelijk voorkomt.
Maria Verstappen werd veroordeeld tot drie jaar gevangenisstraf. Op 1 juni 1871 werd ze op transport gesteld naar de strafgevangenis te Woerden, en op 25 mei 1874 in vrijheid gesteld. Kennelijk verbleef ze na deze vrijlating een poos in Amsterdam. Ze was er opgenomen in het bevolkingsregister. In 1876 moest Maria Verstappen weer terecht staan voor de Arrondissementsrechtbank Amsterdam, denkelijk voor diefstal. Op 04 februari 1877 werd ze weer opgenomen in het krankzinnigengesticht in ‘s-Hertogenbosch. Op 10 april 1877 werd ze ontslagen. Heropname volgde op 11 augustus 1877, en na een maand werd ze weer ontslagen, op 15 september 1879.
4 Februari 1879, Arrondissementsrechtbank te ’s Hertogenbosch. Beklaagde: Maria Verstappen, Weduwe van Hubertus Fransen, oud 66 jaar, werkster, geboren te Hapert, wonende te ‘s-Hertogenbosch. Defaillante.
Overwegende dat beklaagde, hoewel behoorlijk gedagvaard, niet ter terechtzitting is verschenen en er verstek tegen haar is verleend;
Overwegende dat twee getuigen ter terechtzitting onder ede ieder voor zich hebben verklaard:
- de 1e: dat het doosje met zeven zilveren theelepeltjes, de zilveren suikerstrooier en de kurk met zilver gemonteerd, allen in judicio aanwezig, haar eigendom is; dat op 27 november 1878 al deze voorwerpen ’s morgens circa 10 uur nog aanwezig waren in haar woning te Sint Michielsgestel en zij dit op gezegd uur in een van haar kamers uit een kast op een tafeltje had neergezet, na alles met een doek te hebben bedekt; dat in de namiddag om circa half een van diezelfde dag, zij uit de eetkamer in de voorkamer komende, ontdekte dat de voordeur, die voormiddags gesloten was, open stond en verder bij nader onderzoek dat het doosje met genoemde voorwerpen verdwenen was.
- de 2e. Dat op 27 november 1878 ’s middags een vrouw zich noemende vrouw Bieleveld, in wie hij later verdachte heeft herkend, ten zijnen huize te ‘s-Hertogenbosch te koop heeft aangeboden het doosje met de zilveren voorwerpen in judicio aanwezig, en hij dit alles voor f 7,12 van haar heeft gekocht.
Maria Verstappen werd schuldig bevonden en werd bestraft met 183 dagen eenzame opsluiting. Ingang van de straf: 1 mei 1879. Op 11 juni 1879 werd ze naar de gevangenis Utrecht vervoerd, de invrijheidstelling volgde op 31 oktober 1879.
14 december 1882 Arrondissementsrechtbank te ’s Hertogenbosch. Beklaagde: Maria Verstappen, 74 jaar, wedw. H. Fransen, geboren te Hapert, wonende te ’s Hertogenbosch, gedetineerd.
Overwegende dat de beklaagde ter terechtzitting heeft bekend meermalen terzake van diefstal te ’s Hertogenbosch veroordeeld te zijn, en deze verklaring is bevestigd door de voorlezing der volgende extract-uitspraken:
1e Rechtbank ’s Bosch 31 Mei 1859 wegens drie eenvoudige diefstallen, een jaar celstraf;
2e Arrest Hof van Noord-Brabant 25 Mei 1871, met vernietiging van een vonnis der Rechtbank te Eindhoven van 2 Mei 1871, wegens eenvoudigen diefstal, na bereids tot cellulaire gevangenisstraf van een jaar te zijn veroordeeld, tot drie jaren gevangenisstraf;
3e Rechtbank te ’s Bosch 4e februari 1879 wegens eenvoudigen diefstal na bereids te voren voor den tijd van langer dan een jaar en tot eenzame opsluiting voor den tijd van langer dan zes maanden te zijn veroordeeld geweest, tot eene cellulaire gevangenisstraf van 183 dagen;
Overwegende dat al verder de beklaagde ter terechtzitting heeft bekend:
- dat zij op vrijdag 17 november 1882 in het Café Parlement op de Pensmarkt te ‘s-Hertogenbosch, in de voormiddag uit een kamer had ontvreemd, de ter terechtzitting aanwezige vrouwenmantel, en dat zij deze nog diezelfde dag aan vrouw Stijger heeft verkocht voor vier gulden.
- dat zij op dinsdag 21 november 1882 in de voormiddag omstreeks 10 uur uit de gang leidende naar het kantoor der firma van Lanschot te ‘s-Hertogenbosch heeft ontvreemd: a) de ter terechtzitting aanwezige blauw geruite overjas en b) de ter terechtzitting aanwezige bruine overjas, en dat zij de blauwe jas nog diezelfde dag terstond daarop heeft verkocht in de winkel van Boelens in de Minderbroederstraat te ‘s-Hertogenbosch voor f 7,- en de bruine jas in de lombard te ‘s-Hertogenbosch terstond daarop heeft beleend op den naam van Hanssen, voor f 5,-.
Overwegende dat de onder ede ter terechtzitting gehoorde getuigen aldaar, ieder voor zich, hebben verklaard:
de getuige Berdina Johanna Klappers, huishoudster bij de gebroeders Weijtjes, café Parlement, dat zij de ter terechtzitting aanwezige vrouwenmantel, haar toebehorende, en waarvan zij de waarde schat op f 15,- nog op donderdagavond 16 november j.l. op haar kamer heeft gehangen aan een kapstok en deze zondagsmorgens 19 november j.l. heeft vermist;
de getuige de opkoopster vrouw Stijger, dat zij de ter terechtzitting aanwezige vrouwenmantel vrijdag op zaterdag 17 of 18 november j.l. van de beklaagde heeft gekocht voor vier gulden;
de getuige Antonius Martinus Bieleveld, dat hij ’s morgens om 9 uur op dinsdag 21 november 1882 is gekomen ten kantore van zijn patroon van Landschot, zijn nu ter terechtzitting aanwezige blauw geruite overjas aldaar in den gang heeft gehangen en een uur later heeft waargenomen dat deze daar niet meer hing, dat voor hem die jas een waarde heeft van f 30,-.
de getuige, de koopman Antonius Boelens, dat hij in de morgen van dinsdag 21 november de ter terechtzitting aanwezige blauw geruite overjas van de beklaagde heeft gekocht voor f 7,00.
de getuige Jacobus Johannes Josephus Gommers, dat hij ’s morgens om negen uur op dinsdag 21 november 1882 is gekomen ten kantore van zijn patroon van Landschot, zijn nu ter terechtzitting bruine overjas aldaar in de gang heeft gehangen, en een uur later heeft waargenomen dat die daar niet meer hing, dat voor hem die jas een waarde heeft van f 30,-.
De getuige, de schatter in de bank van lening te ‘s-Hertogenbosch, dat hij de ter terechtzitting aanwezige bruine overjas op dinsdag 21 november 1882 heeft beleend met f 5,- ten name van vrouw Hansen, dat die belening geschiedde door de beklaagde.
Weer werd Maria Verstappen veroordeeld tot drie jaar gevangenisstraf. Ingang van de straf was 14 december 1882, ze werd op 14 december 1885 in vrijheid gesteld, nadat ze op de foto was gezet.
Op 22 mei 1886 werd Maria Verstappen weer ingeschreven in de stamboeken van het Reinier van Arkel. Ze bleef in het gesticht tot haar overlijden op 29 december 1891:
In het jaar duizend achthonderd eenennegentig, de negenentwintigsten december zijn voor ons, ondergetekende, Ambtenaar van den Burgerlijke Stand, der gemeente’s- Hertogenbosch, verschenen Henricus van Deursen, knecht in het krankzinnigengesticht, oud achtendertig jaren en Adrianus Janssen, portier in gemeld huis, oud dertig jaren, wonende binnen deze gemeente, welke ons verklaard hebben dat alhier op den negenentwintigste van deze maand om half tien ’s morgens is overleden in de huizing staande op het Hinthamereind, wijk E zesentwintig: Maria Verstappen, zonder beroep, weduwe van Hubertus Franssen, oud zevenenzeventig jaren en twee maanden, geboren te Hapert, wonende binnen deze gemeente, zijnde de namen van wijlen hare ouders den aangevers onbekend. En hebben wij hiervan opgemaakt de tegenwoordige akte, die, na voorlezing, is getekend door ons en de aangevers. [3 handtekeningen]
***
Maria is een van de vele gevallen waarmee de maatschappij in de negentiende eeuw geen raad wist. Hier ga ik daar dieper op in. Over de psychiatrie kun je op deze site onder andere hier meer lezen.