Chodaschewitz, de Russische berenjager
Wat was er rond 1900 in Oss te doen buiten werktijd? Men kon natuurlijk dagelijks terecht in de vele kroegen en koffiehuizen die het stadje rijk was. Periodiek waren er markten en kermissen. Geregeld waren er optredens en evenementen. In de laatste dagen van januari van het jaar 1898 kon men terecht op de Heuvel in de herberg van Willem van Oss voor een bijzondere, family friendly voorstelling. De grote Russische hofjager Christiaan Chodaschewitz trad daar op met zijn reuzenbeer en zijn drie honden. Men hoefde alleen de entree van zo’n 20 cent te betalen, kinderen half geld.
“drie bruine ijsberen”
Chodaschewitz verscheen in 1890 in Nederland. Binnen een paar jaar was hij in heel Nederland bekend, bij arm en rijk, bij groot en klein, van Appelscha tot Zaandam. Al meer dan vijf jaar trad hij op in kleine bovenzaaltjes en grote theaters, in dorpen en steden, op kermissen en jaarmarkten. Het koninklijk huis was fan, maar ook het hoofd der school van Groningen. Doordat hij lage entreeprijzen hanteerde konden ook minder gegoede mensen en kinderen van de optredens genieten. Hij was begonnen met “drie bruine ijsberen”, waaronder één van wel zeshonderd kilo, maar nu was daar als enige de vadsige honingbeer Commandiljo van over. Deze schitterde samen met de drie “echte Siberische” honden, en hun koene leider, op het podium.
“zeer belangwekkend te zien”
Chodaschewitz was een ouwe rot in het vak. Geboren in Vilnius in het tegenwoordige Litouwen dresseerde hij al sinds zijn dertiende jaar beren. Voordat hij koos voor een bestaan als zelfstandig artiest in Nederland had hij jarenlang met verschillende circussen door Europa getrokken. Hij kende het klappen van de zweep. En niet alleen als dompteur. Ook zijn PR was piekfijn op orde. Bij elk logement waar hij een voorstelling wist te regelen stelde hij van te voren een overeenkomst op waarbij hij gratis kost en inwoning bedong voor de dagen waarin hij voorstellingen gaf, en op de andere dagen zelf voor zijn verblijf betaalde. Hij vroeg overal waar hij kwam om getuigschriften, bij schoolmeesters, burgemeesters en herbergiers, zodat hij altijd kon aantonen dat hij een uitstekende reputatie had. En hij liet wervende aankondigingen in plaatselijke kranten zetten.
“de beste aanbevelingsbrieven”
Hij bleef, nadat hij een reeks voorstellingen in een logement had gegeven, daar nog een paar dagen op eigen kosten. Op die dagen had hij het druk, dan reisde hij met achterlating van zijn dieren naar nabijgelegen plaatsen om te proberen de volgende voorstellingen te beklinken; hij legde contact met de uitbaters van koffiehuizen, hotels en schouwburgen, stelde het contract op, regelde vergunningen, en zette alvast advertenties in de plaatselijke krant om publiek te werven, en dan nodigde hij heel slim ook journalisten uit om te komen kijken. Om bezorgde mensen gerust te stellen benadrukte hij in zijn advertenties vaak dat de voorstelling “geheel zonder gevaar” was, en ook dat alles wat geadverteerd werd ook werkelijk vertoond zou worden. Dan haalde hij zijn dieren op, daags voor de volgende voorstelling.
“alles wat op de schilderij staat wordt vertoond”
Een voorstelling verliep ongeveer als volgt: de beer danst de polka met de baas, de beer beklimt een stellage, de beer drinkt bier uit een glas, de beer worstelt met de dierentemmer, de beer ligt dood, de dierentemmer ligt dood, de beer treurt om zijn baas, de beer kust de baas, de beer vecht met de honden, de beer krijgt klappen op zijn oren, en neemt toch daarna zoet met zijn bek een klontje suiker uit de mond van de baas, de beer neemt de hand van bezoekers in de bek, en de berentemmer draagt de vijfhonderd pond zware beer op zijn schouders in het rond. En als klap op de vuurpijl laat de berentemmer aan het publiek het zakhorloge zien dat hij van de tsaar van Rusland cadeau had gekregen.
“grote briljante voorstellingen”
Het publiek was doorgaans onder de indruk. Hoe kleiner de plaats, hoe enthousiaster de toeschouwers waren. Die hadden natuurlijk weinig gezien van de wereld, en zeker dit niet! De recensies in de kranten waren meestal wat neutraler van aard. Doorgaans was men wel positief, misschien ook omdat deze dompteur zelfs de goedkeuring van de koning had, en schermde met getuigschriften van veel belangrijke personen. Wel maakten sommige journalisten gewag van het feit dat er zo weinig publiek op af kwam, ondanks de lage entreeprijs en het bezienswaardige optreden. Andere kritischere recensenten maakten schampere opmerkingen over deze wel zeer luie beer, die nauwelijks wat uitvoerde, aanhoudend zijn kop schudde en zich voortdurend krabde. De voorstelling was “interessant, zij het wel wat eentonig”, noteerde een journalist. Tja, de beer zal niet gezond zijn geweest, hij leefde op een dieet van hooi, brood, suikerklontjes en bier. Het gebeurde heel af en toe wel dat de beer ondanks de belofte van gevaarloosheid de aanval inzette, maar doordat hij maar twee tanden had bleef de schade beperkt.
“wonderbaarlijke werkzaamheden”
We weten zo zeker dat Chodaschewitz met zijn dieren in Oss heeft opgetreden door een terloopse opmerking in de krant. Helaas weten we niet waarom de gehele burgerij van streek werd gebracht. Was Commandiljo weer eens losgebroken? Hoe dan ook, na het optreden in Oss reisde Chodaschewitz door naar Lith, waar hij in het café met beugelbaan van Schouten ging optreden. In de nasleep daarvan gebeurde er iets dat de berentemmer erg onthutste. Hij stuurde een klachtbrief naar de marechaussee in Oss, die daarna onderzoek deed en proces-verbaal opmaakte.
De beer in de beugelbaan
De berenleider had zijn beer in zijn wagen in Lith op de beugelbaan van Schouten achtergelaten om in Dreumel het volgende optreden te regelen. De honden had hij aan de kar gebonden. Terug in Lith had hij een voerman bereid gevonden om de berenkar naar Dreumel te brengen, maar eenmaal bij het café merkte hij dat de dochter van Schouten de beugelbaan had afgesloten. Ze zei dat hij eerst nog twee dagen verblijf moest betalen, anders kreeg hij zijn beer niet terug. Chodaschewitz was verontwaardigd, hij had immers alles volgens de overeenkomst betaald, maar dochter Schouten liet zich niet vermurwen. Er kwam een hoop volk (“wel 200 man”, volgens Chodaschewitz) op de ruzie af: dit was nog meer spanning en sensatie dan een slome beer die kunstjes deed! Schouten was in Lith een machtig man, hij was niet alleen caféhouder, maar ook raadslid. Voor de voerman was het een uitgemaakte zaak: liever Schouten te vriend houden dan deze rare vreemdeling helpen. Hij ging er als een haas vandoor.
“een grote hoop volk”
Chodaschewitz deed zijn beklag bij de burgemeester, die bevestigde dat hij in zijn recht stond en veldwachter Baukes met hem meezond. Toen dochter Schouten tegen de avond eindelijk de beugelbaan ontgrendelde, had Baukes de voerman Borneman bereid gevonden de berenwagen achter zijn paard te spannen. Voor dochter Schouten was de zaak hiermee afgedaan, maar het volk van Lith was nog niet klaar met Chodaschewitz. Joelend en stenen gooiend achtervolgden ze de wagen en belaagden de hofjager. Veldwachter Baukes hielp hem te ontkomen en samen namen ze te voet een sluiproute over het kerkhof richting het veer. De wagen bleek ernstig beschadigd door de projectielen. Pas bij het veerhuis aan de Maas aangekomen werd Chodaschewitz met zijn levende have ontzet door veerman Varseveld, die het volk met zijn gezag en zijn slagboom tegenhield. Zo kon Chodaschewitz veilig over de Maas gezet worden.
“alles wat mij in Lith is aangedaan, daar is Schouten de schuld van”
Tot zijn schrik besefte hij dat hij zijn sigarenkistje met vijf- a zeshonderd entreekaartjes vergeten was. Die stond nog op de beugelbaan bij Schouten. De Osse marechaussee kwam na de door de berenleider ingediende klacht naar Lith en ondervroeg alle betrokkenen; vader en dochter Schouten, veldwachter Baukes, veerman Varseveld, voerman Borneman en nog een aantal getuigen, die allemaal het gebeurde bevestigden. Vader en dochter Schouten bleven beweren dat Chodaschewitz hen drie gulden twintig schuldig was voor twee dagen verblijf. Helaas had geen enkele getuige kunnen zien wie er wel of niet tot de stenen gooiende menigte had behoord. Het was ofwel te donker, ofwel men was er onbekend… Ofwel: men wilde met niemand problemen krijgen, maar dat werd niet hardop uitgesproken. Het sigarenkistje werd op de beugelbaan teruggevonden, ondersteboven, met de inhoud verscheurd op de grond.
Een reconstructie aan de hand van historische krantenartikelen en proces-verbaal 57 van de marechaussee Oss, gedateerd 20 februari 1898
Bronnen:
- Brabants Historisch Informatie Centrum, 7366 archief van de gemeentepolitie van Oss 1856-1944, Gedeponeerd archief: Processen-verbaal van de Koninklijke Marechaussee, 1889-1900, 1-16
Omslag: Rijksmuseum