Waalse vagebonderende families in Staats-Brabant

Intrigerende levensverhalen en ingewikkelde puzzels

Afgaand op de radiostilte op deze site zou je kunnen denken dat ik mijn onderzoek naar de Waalse landlopers aan de wilgen heb gehangen. Dat is zeker niet zo, maar door andere zaken die mijn aandacht vragen, en door diverse cliffhangers die ik nog moet uitzoeken, lukt het me maar niet een coherent verhaal op te schrijven. Vandaag doe ik toch maar even een poging tot samenvatting… Eigenlijk ben ik al geruime tijd met drie centrale families bezig, die op verschillende manieren aan elkaar gelinkt zijn: de familie Boutiers, de familie Ansay en de familie Ponsart. En binnen deze families ben ik vooral geinteresseerd in Jean Donné Boutiers (1761-1831), kleine Katrien Ansay (1771-1835) en Catharina Ponsart (1780-1840). Over hen heb ik al veel interessante stukken gevonden, maar het verhaal blijft incompleet. Dit is wat ik samengevat over hen kan vertellen. De informatie heb ik aangetroffen uit o.a. strafrechtelijke verhoren en genealogische bronnen, en correspondentie tussen instanties.

Jean-Donné Boutiers

Jean Donné en Thomas Boutiers waren twee van de zeven zonen van Gertrude Bruhon, die samen met hen gearresteerd werd in 1787. De jongens werden geboren in Mortier, een gehucht vlak bij de koolmijnen van Blegny. Daar werkte vader Dieudonné als koolschepper, tot hij ziek werd en overleed. De jongens namen als tieners dienst, leerden er omgaan met wapens en namen die kennis mee toen ze het slechte pad bewandelden. Alle zonen van Gertrude hielden zich bezig met criminele zaken. Waar Thomas ook gewapende overvallen pleegde waarbij de bewoners vastgebonden en mishandeld werden, hield Jean Donné zich meer met diefstallen bezig. De oudste broer, Louis, werd in geëxecuteerd in Luik. De tweede broer, Gaspar, werd doodgestoken door een andere landloper. De vriendin van Gaspar werd daarna Thomas’ bijzit. De volgende, André, overleed jong toen een huis op hem instortte. De een na jongste, Martin, werd in Luik beschuldigd van diefstal. Daarna loopt het spoor vooralsnog dood. De jongste, Jean Joseph, zou uiteindelijk 89 jaar worden. Na een criminele carrière en lange gevangenisstraffen in het Luikse kozen hij en zijn eveneens Waalse vrouw Oisterwijk als hun woonplaats. Hij verdiende de kost als schaarslijper. Thomas werd al in 1789 op tweeëntwintigjarige leeftijd in Breda ter dood gebracht vanwege zijn misdaden, Jean Donné (ik noem hem verder JD) kreeg levenslang. Hij zou als kroongetuige meerdere malen worden geraadpleegd wanneer er Walen opgepakt werden in de Brabantse generaliteit. Kleine Katrien bleef hem jaarlijks trouw bezoeken als ze in Breda kwam voor de kermis. In 1808 wist hij samen met een groep andere notoire gedetineerden te ontsnappen uit het tuchthuis. Daarna wordt het vaag. Hij kreeg gratie in 1810, maar was dit in absentie of was hij al eerder, na de uitbraak, weer opgepakt? De twintig jaar na de gratieverlening is het ook onduidelijk waar hij verbleef, wat hij deed voor de kost en met wie hij omging. In 1831 overleed hij in het militair ziekenhuis te Mons (Bergen).

Kleine Katrien Ansay

kinderen maken muziek bij een boerderij

Kleine Katrien was een jaar of zestien (dertien, beweerde ze zelf in 1787) toen ze in Roosendaal werd opgepakt. Ze bleek een weesmeisje te zijn, dat min of meer in de kost was gedaan bij Gertrude Bruhon, de moeder van Thomas en JD, met goedvinden van haar zus. Katrien was geboren in Geldrop, maar meestal gaf ze Luik als geboorteplaats op. Ze werd zelf in 1787 veroordeeld tot een tuchthuisstraf van vijf jaar. Het tuchthuis maakte van haar geen modelburger. En telkens als ze opgepakt werd vanwege diefstal, bedelarij of landloperij, maar ook als ze te maken had met ambtenarij, zoals bij geboortes van haar kinderen, vertelde ze onwaarheden, zodat elk document waar zij in genoemd wordt de wenkbrauwen doet fronsen. Een voorbeeld: in 1799 werd er een jongetje geboren in Raamsdonk, Louis. Als ouders werden genoemd: Louis Ponsart en Catharina Ponsart. Was hier sprake van incest of een slordige pastoor? Louis Ponsart (ook een Waalse landloper) was gehuwd met ene Françoise. Hij had wel een dochter die Catharina heette, maar zij beviel drie maanden na de geboorte van Louis van een kind, ze kan dus onmogelijk de moeder van Louis zijn geweest. Het zou natuurlijk kunnen dat Louis de verwekker van dit kind was, en dat de achternaam van de moeder niet goed is genoteerd. Maar wat ook kan, is dat de naam van de werkelijke vader de autoriteiten zou kunnen alarmeren. Want de man waarvan ik vermoed dat het de echte vader was, Joseph Ponsart, de neef van Louis, was in de tijd van de geboorte van kleine Louis voortvluchtig. Een jaar later overleed er een baby Louis in Heusden, waarvan de moeder vermeld werd als: Maria Boesaart geboren van der Toep. Geen vader vermeld, geen geboorteplaats van het kind vermeld. De Waalse landloper/crimineel Joseph Ponsart liep enige tijd later tegen de lamp, en verklaarde tegenover de procureur generaal dat zijn vrouw zich in Heusden bevond en daar op hem wachtte. Maar de echte vrouw van Joseph, Isabella Verlaine, was in Hasselt. Een van Josephs dochters in Hasselt verklaarde toen zij ging trouwen dat haar vader al rond 1795 met de noorderzon vertrokken was, en dat ze nooit meer van hem gehoord hadden. Ergo: de vrouw die in Heusden zou zijn was niet Isabella, maar kleine Katrien. De naam Toep is te linken aan kleine Katrien: Maria Toep was de naam van haar moeder. Deze naam gebruikte Katrien regelmatig als ze met instanties te maken had. Daardoor durf ik te beweren dat dit kind als ouders kleine Katrien en Joseph Ponsart had. Zo is het puzzelen op elk detail uit het leven van kleine Katrien, die tot aan het einde van haar veelbewogen leven rookgordijnen bleef opwerpen. Ze overleed in 1835 in de bedelaarskolonie van de maatschappij van Weldadigheid in Veenhuizen.

Catharina Ponsart

De naam Ponsart brengt mij bij nog een fascinerende, sterke vrouw: Catharina Ponsart – maar dan de echte, niet kleine Katrien die haar naam leende. Uitgerekend van haar heb ik de geboorteakte niet kunnen vinden. Ze moet wel een dochter zijn geweest van Louis en Françoise. Maar dan is ze niet zoals de andere kinderen in Herstal geboren. Ze is een nichtje van Agnes Matray, over wie ik al eerder schreef. Wat van haar bekend was, was eerst bijzonder weinig: dat ze vanaf 1833 in Ravenstein woonde en daar zeven jaar later overleed. Haar kinderen hadden Frankrijk en Polen als geboortelanden, volgens hun trouwaktes. Hoe Catharina in Oost-Europa terecht kwam hebben haar nazaten en ik met vereende krachten uitgezocht. Ze kreeg een relatie met Paul Domé, een zoon van een illustere Waalse landloper. Aanvankelijk reisden ze alleen door Wallonië en de Brabantse generaliteit. Van het gezin Domé is bekend dat een aantal van de kinderen viool konden spelen, wellicht verdiende Paul zo ook de kost. Verder zal bedelen en het verhandelen van klein goed voor inkomsten hebben gezorgd. Met Paul voegde Catharina zich rond 1800 bij het keizerlijke Oostenrijkse leger, waar zij marketentster werd. Hun dochtertje dat in 1799 Maarheze geboren was, ging mee, en onderweg werden er nog twee kinderen geboren. Toen Paul overleed, hertrouwde ze met een Oostenrijker, met wie ze nog drie kinderen kreeg. Vele militaire omzwervingen door Europa en vermoedelijk ontberingen later kwam ze tenslotte als weduwe terug met haar kinderen. Ze vestigde zich in Ravenstein. Ook hier zijn nog ontelbare losse eindjes. Bijvoorbeeld: waarom Ravenstein, of all places?

Waren het zigeuners?

Wat vaststaat, is dat deze families allemaal met onzichtbare draden verbonden zijn aan de geschiedenis van veel Brabantse woonwagenfamilies. Waren het dan Roma of Sinti? Deze vraag wordt mij regelmatig gesteld. Het antwoord is dat ik dat niet met zekerheid kan zeggen, maar dat ik er tot nu toe geen aanwijzingen voor heb. Ik heb geen document gevonden waarin vermeld werd dat iemand een heiden, Egyptenaar of zigeuner was (courante aanduidingen in die tijd), en ook de beschrijving van hun uiterlijke kenmerken is niet per se in overeenstemming met het beeld dat we hebben van zigeuners. De signalementen zijn niet consistent. Sommige waren donkere types, andere juist “ros van hair met sproetels”. JD Boutiers beschrijft op een gegeven moment een hem bekende vagebond die volgens hem “het uiterlijk als van een heiden” heeft. Wat erop lijkt te duiden dat hij zichzelf in elk geval niet zo ziet. Wel gingen de vrouwen kleurrijk gekleed, maar dit kan net zo goed een specifieke smaak zijn geweest. Het genealogische verleden van deze families lijkt toch echt in de omgeving van Luik-Aken-Maastricht te liggen, met hier en daar een uitstapje naar Frankrijk. Mijn theorie is daarom dat deze families zijn gaan reizen vanwege seizoensarbeid en militaire impulsen. Dat ze onderweg in aanraking kwamen met reizende mensen die wel een andere etnische achtergrond hadden, zal ongetwijfeld gebeurd zijn.  

Tot zover even…. Houd deze site in de gaten voor updates!

Bronnen:

Mijn informatie komt vanuit vele hoeken, te veel om nu snel op te noemen. Maar ik wil de belangrijkste bronnen hier noemen: primair ben ik dankbaar voor de stukken uit de archieven van het Brabants Historisch Informatiecentrum (BHIC); stukken van de Raad van Brabant, schepenbanken, hoge vierscharen, rechtbanken en gerechtshoven… Daarnaast heb ik veel gehad aan het Gelders Archief voor de rechtspraak van de landlopers op Gelders gebied. En het West-Brabants Archief voor de criminele rollen van Roosendaal en Bergen op Zoom.

De afbeeldingen bij dit artikel zijn afkomstig van het Rijksmuseum.

  • Omslag: Gezelschap rond een kampvuur, Simon Klapmuts, 1774
  • Bij Jean Donné Boutiers: Cadetten aangetreden voor het gebouw ‘Het Zeerecht’ aan de Slijpsteenmarkt in Amsterdam, Jonas Zeuner, 1796
  • Bij kleine Katrien Ansay: Zingende kinderen bij een boerderij, Dirk Jurriaan Sluyter, naar Mari ten Kate, 1841 – 1886
  • Bij Catharina Ponsart: De marketentster, Anthonie Constantijn Govaerts, 1825 – 1827

Misschien ook interessant...?

Je emailadres wordt niet getoond. Naam en email zijn verplicht