De gruwelijke dood van Catharina Soumagne (Boekel 1840 – Rosmalen 1884)
Catharina Soumagne was de jongste dochter van scharenslijper Charles Soumagne en kraamster Elisabeth Ernens. Ze werd gebeuren in Boekel in 1840. Zoals veel scharenslijpers voert de stamboom van Charles terug naar de omgeving van Luik. Zijn ouders waren al ambulant; zelf was hij geboren in Turnhout. Ook de ouders van Elisabeth Ernens of Errens reisden; zij verdienden eveneens met scharenslijpen de kost. Vermoedelijk kwamen zij uit de omgeving van Dreumel (Gelderland). Hier waren Charles en Elisabeth ook getrouwd, in 1828. De geboorteplaatsen van de kinderen geven een indicatie van hun actieradius: het oudste kind werd geboren in Sint-Oedenrode, de tweede in Gemert. De derde en de vierde in Uden, maar nummer vier overleed in Schijndel. De vijfde werd geboren in Uden en de laatste twee, waaronder dus Catharina, in Boekel. Hier overleed vader Charles, toen Catharina zeven maanden oud. Weduwe Elisabeth bleef met haar kinderen in Boekel wonen. Toen Catharina eenentwintig jaar oud was trouwde ze, in 1862, met de zevenentwintigjarige Henricus van den Tillaart. Catharina verdiende volgens haar huwelijksakte de kost als naaister. Henricus was volgens de huwelijksakte arbeider, maar het verging hem kennelijk beter als venter. Waarschijnlijk ventte hij in de nabije omgeving, want het gezin had een woning in buurtschap Hezelaar bij Veghel waar al hun elf kinderen geboren. Een paar daarvan stierven als zuigeling. Vanaf circa 1878 kreeg Henricus een nieuwe baan, hij werd nachtwaker.
Ik wil aandacht besteden aan Catharina, niet alleen omdat zij uit een reizigersmilieu kwam, maar omdat zij voorkomt in het Verslag van het Geneeskundig Gesticht voor Krankzinnigen “Coudewater” te Rosmalen over het Vijftienjarig Tijdvak van 1870-1885. Ze is hierin casus nummer 1904. Melancholia agitans, suicida. Triggerwarning: het is een vreselijk verhaal met een dramatische afloop. Niet alleen haar lijden is vreselijk, maar de kennelijke medogenloosheid waarmee het verhaal is opgeschreven. Het standsverschil en de misogynie spatten er vanaf. Je moet bedenken; geneesheren schreven zulke verslagen voor collega-geneesheren. Hier de volledige casus, met verduidelijkingen door mij tussen [..].
- Vr. H. vd T [= echtgenote van Henricus van de Tillaart], 42 j., geh., 8 kinderen, R.K., Veghel. Opg. [= opgenomen] 16 April 1883. Lastig van karakter, onbeschaafd. Middelmatige verstandsontwikkeling. Dronk nog al sterken drank (vermoedelijk echter symptoom der krankzinnigheid). Verschillende malen geleden aan metrorrhagia chronica [chronische bloedingen tussen menstruaties]. Ongeregelde menstruatie. Heeft langdurig bloedverlies sedert 1 November 1882, toen zij, en nog tweemaal te voren, abortus [= miskraam] gehad heeft. Niet altijd voldoend voedsel. Soms kwaadaardig, onverschillig voor alles, verwaarloozing der kinderen. Dit zijn de gegevene inlichtingen voor hare opneming op 16 April 1883.
- Alhier: verschijnselen van tobben en malen vooral over de kinderen. Slapeloosheid, steeds terugkomen op hetzelfde onderwerp en niet doen wat de dokter zegt, niet in bed willen blijven liggen. Lichamelijk onderzoek toonde niets aan; zeer zwak uiterlijk als na veel bloedverlies. Zij is niet gek, lijdt slechts aan malerij in ’t hoofd, zij zou leven als andere menschen. Versterkende behandeling, eieren en zachte tonica roborantia [versterkende middelen]. Eerst op de onrustige, daarna op de half-onrustige afdeeling.
- 25 Mei. Langzamerhand iets verbeterd, maar altijd tobbend: haar verstand gaat weg, zij komt niet meer tehuis, kan niet meer denken aan man en kinderen, wenscht te zijn als die andere (dementes). Elken avond chlor. hydr. [chloorhydraat] met morph. [morfine] geeft rust.
- 15 Juni. Blijft tobben, loopt ’s nachts het bed uit, klaagt over benauwdheden, die opstijgen uit den onderbuik. Met het oog hierop een plaatselijk onderzoek; retroversio uteri (hypertropie) [gezwollenheid, achterwaarts gekantelde baarmoeder]. Daar zij eenige dagen geleden gezegd had, dat de zaken waren weg gebleven en zij vreesde zwanger te zijn, werd van verder onderzoek onthouden. Zij moest in de ziekenzaal eenige dagen te bed blijven, maar tobde altijd over afgeloopen zaken. Zij kan het in bed niet uithouden: daarom na eenige dagen nu en dan op. Slaapt ’s nachts beter (onder morphine), nu eens zelfverwijtingen, dan weder geeft zij haren man de schuld.
- 15 Juli. Voor het eerst ± 4 dagen vrij overvloedige menses (tinct. sec. corn. [secale cornutum/moederkoren] met ac. miner. [?] en gedwongen bedligging). Bij een nieuw onderzoek daarna scheen de retroflexio uteri minder. – In alles Jantje contrarie.-
- 15 Aug. Weder meer opgewekt, luid snikken en kermen, benauwdheid in het epigastrium [bovenbuik], erg zelfverwijt. Tweemaal daags injecties met morphine, eerst van 10 millig, zonder veel resultaat, daarna van 20, (waarop misselijkheid en gebrek aan eetlust). Zij bleef even woelig en opgewekt, angstig en lastig. Ook een douche op het hoofd bleef zonder werking, den volgenden dag was het weer hetzelfde.
- Den 1 September naar de storenden teruggebracht. Altijd dezelfde, altijd treurig en ongelukkig. Wegens haar tobben en kermen wordt zij alle dagen eenige uren geïsoleerd: hoe minder men zich met haar bemoeit, des te beter.
- 12e. Eene poging om zich het leven te benemen door een steen in te slikken. Behalve respiratiekrampen wanneer zij stond en cyanotisch [blauw of paars] worden wanneer zij lag, vertoonde zij geen verschijnsel, dat de steen haar hinderde. Door den vinger in den mond te steken kwam er bloed. Bij plaatselijk onderzoek werd de steen gezien en met den vinger verwijderd. Zij beweert ook glas ingeslikt te hebben (zij had werkelijk een paar glazen ingeslagen). Evenwel is haar zeggen niet te vertrouwen, b.v. zij eet niet en eet toch goed.
- December. Geheel dezelfde toestand, maar volstrekt niet te betrouwen: de hoop op de toekomst heeft haar verlaten. Zij schijnt in stilte nieuwe plannen te broeien.
- Op het laatst van Februari 1884 in een onbewaakt oogenblik krijgt zij een mes en brengt zich eene snede aan den hals toe. Zij wordt gevonden in de isoleerkamer op den grond liggende. De wonde drong tot in de trachea [luchtpijp] door zonder den achterwand en de groote vaten te raken. De wond in het strottehoofd bleek voor hechting niet vatbaar te zijn, van daar alleen hechting der huidwonde. Matig bloedverlies. De wonde scheurde door haar onrust open, zoodat ze een akelig uitzicht kreeg [ze zag er akelig uit, wordt hier bedoeld]. Wegens de benauwdheden wordt eene canule [buisje] ingebracht na ± 14 dagen. Sedert langzame genezing. De canule kan evenwel niet uitgenomen worden, daar zij dan stikkrampen kreeg.
- April. Wonde op de canule na genezen (deze kan echter niet gemist worden). Geene verandering in hare gemoeds- en zielsziekte, geen vertrouwen en moed in de toekomst, aan wanhoop ten prooi. Dikwijls nog jantje contrarie. Eigenaardig is het dat bij haar geen vesiculair ademen wordt gehoord (is dit vesiculair ademen een gewijzigd bronchiaal ademen?) [dit gaat over de ademgeluiden die zij maakte]
- Laatst van Mei. Poging tot ontvluchten: zij komt (onder kerktijd) over den muur der ziekenzaal en loopt naar de boschjes, werpt de canule weg. Zij komt na eenigen tijd in grooten angst terug en heeft alle haken uit haar kleed getrokken. Des avonds groote benauwdheid door de sluiting der wondopening. Verwijdering van deze en inbrengen van eene wijdere canule. Uit de opening komen een haakje en een paar lange spijkers (draadnagels) te voorschijn. Zij verhaalde aan de zuster, dat zij was weggeloopen en in het water wilde springen, maar dat zij toen dacht, dat het aan de zuster verdriet zou doen en het daarom niet gedaan heeft. Zij verklaart, dat zij niet anders heeft kunnen handelen: wanneer de angst opkwam, moest zij zich van kant maken.
- In Juli enkele dagen katarrh [ontsteking van de slijmvliezen] op den dikken en endeldarm (bloed en slijm). 14 dagen voor den dood hevige diarrhee met persen en slijmvlokken (darmschraapsel). – Zij vermagert en teert geheel uit na groote benauwdheid en copieus etterverlies door de wond in de carth. thyreoidea [schildkraakbeen]. Rechts: doffe toon van boven tot onder met zeer duidelijk bronchiaal ademen. Links is de doffe toon alleen achteronder, soms duidelijk, soms minder. Hooge temperatuur. (Longabces door de nagels en spijkers in de wonde der larynx gestoken en gevonden bij de sectie, in den rechter bronchus en in de voorkwab), zij blijft tot aan het laatste oogenblik lucide en overlijdt 10 Augustus. [daarna wordt nog sectie op haar lichaam gedaan, wie hierin geïnteresseerd is verwijs ik graag naar het Verslag, dat te vinden is op archive.org]
Catharina was een van de vele vrouwen die stierven in gestichten. Hier kun je bijvoorbeeld lezen over Barbara Somers en Clasina Gubbels. Wil je zelf onderzoek doen naar krankzinnige voorouders, dan raad ik je dit artikel aan: Het papieren spoor: op zoek naar informatie over voorouders in krankzinnigengestichten. Meer over reizigers en hun beroepen lees je hier.
Omslag: apothekerskast, Museum Dr. Guislain, Gent